Ooit in de begintijd van de wereld bestond er een wezen dat alle geheimen van het leven kende. Phoenix was zijn naam en hij was een extreem zachtaardig wezen, wiens tranen wierook waren en zijn bloed balsem. Zijn verendek was helder en oogverblindend als de zon. Hij leefde van de lucht en deed geen enkel ander wezen kwaad. Elke ochtend bij het opkomen van de zon hief hij zijn gracieuze hoofd en zong een prachtig zoetgevooisd lied. En de zon was zo onder de indruk dat deze verrukt riep: “O, Phoenix, jij bent mijn vogel en zult eeuwig leven”!
Uit dankbaarheid straalde en zong de Phoenix mooier dan ooit tevoren. Maar na vijfhonderd jaar en misschien wel duizend jaar voelde Phoenix dat zijn tijd gekomen was. Hij vloog weg naar daar waar de zon in het oosten opkomt. En op zijn tocht verzamelde hij mirre, lindehout, nardus en cassia. Aangekomen op zijn bestemming koos hij vervolgens de hoogste palmboom en bouwde een nest van wat hij had meegebracht. De volgende morgen bij de zonsopgang richtte de Phoenix zich richting de opkomende zon en zong met wonderschone stem “zon oh schitterende zon, maak mij weer sterk en jong”. De zon hoorde het lied en snel verjoeg hij de wolken van de hemel, hield de winden stil en scheen met al zijn kracht op het nest van de oude Phoenix.
De hitte van de zonnestralen ontbrandde de geurende kruiden en de Phoenix stierf op zijn zelf gemaakte brandstapel. Na een poosje doofden de vlammen uit. De boom was niet verbrand en het nest ook niet. Er lag alleen een zilverkleurig hoopje as.
De as begon te beven en kwam langzaam omhoog… en van onder de as rees een jonge Phoenix op. Hij was klein en zag er wat verfomfaaid uit. Maar hij strekte zijn nek en zijn vleugels en sloeg ze uit. Hij werd zienderogen groter, tot hij net zo groot was als de oude Phoenix. Hij keek om zich heen en vond een ei van mirre, holde het uit, stopte de as erin en sloot het ei weer.
Toen steeg de Phoenix op met het ei in zijn klauwen en vloog weg. Tegelijkertijd verhief zich een zwerm vogels in alle soorten en maten en vloog achter de Phoenix aan, mee naar de Zonnetempel die de Egyptenaren hadden gebouwd in Heliopolis, de stad van de zon. Toen legde de Phoenix het ei met de as erin op het altaar van de zon.
“Nu,” zei de Phoenix, “nu moet ik alleen verder vliegen.” En nagekeken door de andere vogels vloog hij weg naar het westen.
Daar woont de Phoenix nog altijd en voedt daar de mens met zijn bloed. Maar elke vijfhonderd jaar en misschien wel duizend jaar, als hij zich zwak en oud begint te voelen, vliegt hij naar het oosten naar daar waar de zon opkomt. Daar bouwt hij boven in een palmboom een welriekend nest en daar wordt hij tot as verbrand. Maar iedere keer verrijst de Phoenix uit de as, versterkt, vernieuwd en verjongd.
De Phoenix is het symbool van verrijzenis maar ook van verandering in jezelf, je blijven ontplooien zodat je dynamisch en met open blik in de maatschappij kunt staan.
Bron: Samengesteld uit de vele mythen over de Phoenix